Er zijn twee hoofdvormen, die elk een aantal subtypen kennen. De ene hoofdvorm heet hodgkinlymfoom, genoemd naar de arts Thomas Hodgkin die in 1832 deze vorm van kanker beschreef. Per jaar wordt een hodgkinlymfoom bij ongeveer vierhonderd mensen in Nederland vastgesteld.
Naast de 'gewone' klassieke vorm van hodgkin bestaat er een zeldzame variant met de officiële naam 'nodulair lymfocytenrijke vorm van hodgkinlymfoom' ook wel het 'nodulair paragranuloom' genoemd. 30 Procent van alle lymfklierkanker is hodgkinlymfoom. Vijf procent van de hodgkinlymfoomgevallen is nodulair paragranuloom.
Onder de tweede hoofdvorm vallen alle non-hodgkinlymfomen (NHL). In Nederland worden jaarlijks ongeveer 3000 mensen met een non-hodgkinlymfoom geconfronteerd. Non-hodgkinlymfomen worden onderscheiden in agressieve lymfomen en niet-agressieve (indolente) lymfomen en kennen de volgende subtypen:
Agressief:
Diffuus grootcellig B-cellymfoom (ca. 30% van alle NHL)
Primair mediastinaal B-cellymfoom (ca. 3% van alle NHL)
Burkittlymfoom (ca. 1% van alle NHL)
Lymfoom bij afweerstoornissen / post-transplantatielymfoom
Perifeer T-cellymfoom (minder dan 5% van alle NHL)
Overige T-cellymfomen (minder dan 5% van alle NHL)
Primair lymfoom van de huid zoals Mucosis fungoides en Sezarysyndroom (minder dan 5% van alle NHL)
Indolent (niet-agressief):
Folliculair lymfoom (ca. 20% van alle NHL)
Lymfocytair lymfoom / chronische lymfatische leukemie (ca. 25% van alle leukemieën)
MALT-lymfoom van de maag, speekselklier of elders (ca. 7% van alle NHL)
Lymfoplasmacytair lymfoom / ziekte van Waldenström (minder dan 5% van alle NHL)
Het mantelcellymfoom (ca. 6% van alle NHL) zit tussen agressief en indolent in.
Ieder subtype presenteert zich soms anders, wordt soms anders behandeld en heeft met name ook een ander beloop.